Een goede belichting is de basis van elke geslaagde foto. Deze bepaalt of je foto levendig en gedetailleerd is of juist vlak en moeilijk te herkennen. Maar wat betekent ‘juiste belichting’ eigenlijk?
Het menselijk oog heeft een vrij hoog dynamisch bereik, wat te maken heeft met ons complexe zenuwstelsel. Dit beïnvloedt onze kijkgewoonten zodanig dat we vaak teleurgesteld zijn als we de resultaten van een foto zien. Bij film was het dynamisch bereik vrij klein, omdat dit gebaseerd was op het subtractieve kleurmodel, terwijl bij digitale fotografie nu het additieve kleurmodel wordt gebruikt. Het verschil tussen deze twee kleurmodellen is vrij groot: waar bij het subtractieve kleurmodel kleurpigmenten worden gebruikt, is dat bij het additieve kleurmodel licht. Bij het toevoegen van kleur wordt de kleur bij het subtractieve kleurmodel dus steeds donkerder, terwijl bij het additieve kleurmodel de kleur steeds lichter wordt. 

Gossen Digipro F2
Handmatige belichtingsmeter

Wat is belichting?

De belichting beschrijft hoeveel licht er op de camerasensor (of film) valt. Deze bestaat uit drie centrale componenten – de zogenaamde belichtingstriangel:

Belichtingsdriehoek

    1. Diafragma (Aperture) – Regelt de opening van de lens. Een grote opening (bijv. f/1.8) laat veel licht binnen en zorgt voor een geringe scherptediepte, terwijl een kleine opening (bijv. f/16) minder licht doorlaat, maar wel meer scherpte in het beeld oplevert.
    2. Sluitertijd (Shutter Speed) – Geeft aan hoe lang er licht op de sensor valt. Korte sluitertijden (bijv. 1/1000 s) bevriezen bewegingen, langere sluitertijden (bijv. 1/30 s) zorgen voor bewegingsonscherpte.
    3. ISO-waarde – Bepaalt de lichtgevoeligheid van de sensor. Een lage ISO-waarde (bijv. 100) levert schone, ruisvrije beelden op, terwijl een hoge ISO (bijv. 3200) handig is bij slechte lichtomstandigheden, maar vaak gepaard gaat met meer beeldruis.

    Hoe vind je de juiste belichting?

    • Gebruik de belichtingsmeter van je camera. De meeste camera's geven in de zoeker of op het display aan of een foto over- of onderbelicht is.
    • Let op het histogram. Dit geeft je een objectieve beoordeling van de helderheidsverdeling in de foto.
    • Belichtingsreeksen (bracketing). Fotografeer hetzelfde onderwerp met verschillende belichtingen en kies later de beste versie.

    Diafragma en blende

    Diafragma en blende zijn niet hetzelfde. Het diafragma wordt meestal berekend op basis van de diameter van de frontlens en de brandpuntsafstand. Men spreekt dan ook wel van de lichtsterkte van een objectief. Dit is echter slechts een vuistregel die niet altijd klopt. Vooral bij groothoekobjectieven wordt slechts een klein deel van de frontlens gebruikt. De constructie van een objectief is gebonden aan verschillende kwaliteitseisen. De vervorming aan de randen van het beeld is een van die kwaliteitskenmerken. Bij groothoekobjectieven moet de kromming van de frontlens groter zijn om een grotere opnamehoek mogelijk te maken. Om te voorkomen dat de randvervorming te veel opvalt, wordt deze frontlens groter gemaakt dan eigenlijk nodig is. De diafragmawaarden kunnen voor sommigen nogal verwarrend zijn, want hoe kleiner het getal, hoe groter het diafragma. Dit heeft echter te maken met de manier waarop het wordt berekend. Het diafragma wordt altijd berekend in verhouding tot het maximaal bruikbare oppervlak. Het maximaal bruikbare oppervlak is altijd de waarde 1. Een diafragma van 1,4 is dus deze 1 gedeeld door 1,4, wat betekent dat het wordt geopend tot de factor 0,714. Dit betekent echter dat bij een diafragma van 16 slechts de factor 0,0625 wordt gebruikt. Deze factor komt dus overeen met het aandeel in het gebruikte oppervlak. Als de diafragmawaarden dus wiskundig worden berekend, zijn deze waarden op zich logisch, omdat de diafragmawaarde uit een breukberekening bestaat. Omdat moderne camera's de diafragmawaarden op het display weergeven en deze slechts zelden nog als gravure op de lens staan, is het alleen nog maar uit gemak dat men niet spreekt van diafragma 1/5,6.

    Een speciale positie neemt hier de lens Nikon noct 58 mm met een diafragma 0,95 in, die door een technisch hoogstandje meer licht kan opvangen dan de lensdiameter toelaat.

    Het diafragma regelt niet alleen de hoeveelheid licht die op de sensor/film valt, maar heeft ook invloed op de scherptediepte. Hier spreekt men van open diafragma, gesloten diafragma en bevorderlijk diafragma.

    • Open diafragma: bij een open diafragma wordt de kleinste scherptediepte bereikt. Dit wordt creatief gebruikt om het hoofdmotief vrij te stellen. Dit is vooral geschikt wanneer een onrustige achtergrond te veel afleidt van het hoofdmotief.
    • Gesloten diafragma: Bij een gesloten diafragma wordt de grootste scherptediepte bereikt. Het gesloten diafragma wordt daarom vooral gebruikt in de landschapsfotografie. Maar let op: als u het diafragma te veel sluit, kan dit leiden tot diffractieonscherpte. Het feit dat een lens een diafragma van f: 1/22 heeft, betekent niet dat u dit ook moet gebruiken.
    • Het gunstige diafragma: Het gunstige diafragma neemt hier een bijzondere positie in. Dit verschilt per objectief. Dit geldt zelfs voor objectieven van dezelfde fabrikant uit dezelfde serie. Deze verschillen zijn het gevolg van de montagenauwkeurigheid van de afzonderlijke lenselementen. Het gunstige diafragma kan voor elk objectief worden gemeten aan de hand van de Siemensster.

    Maar let op, diafragma en blende zijn niet hetzelfde. In de fotografie werkt men meestal met zogenaamde F-Stop-lenzen, dus met het diafragma, terwijl men bij bioscoopfilms met T-Stop-lenzen werkt. De zogenaamde lichtsterke lenzen zijn dus eerder de T-Stop-lenzen, die bij de waarden ook de transmissie van het gebruikte glas bevatten.

    Belichtingstijd

    De eerste foto in de geschiedenis had nog een zeer lange belichtingstijd. Bij analoge fotografie waren het nog fotonen die de zilverzouten van de emulsie in zilver omzetten. Wat geen fotonen kreeg, werd tijdens de ontwikkeling weggewassen. Waar zilver achterbleef, ontstond een zwarting en dus een negatiefbeeld, dat door belichting op papier weer een positief beeld werd.

    Bij digitale fotografie wordt het zilver weggelaten en vervangen door een lichtgevoelig halfgeleiderelement van silicium. Wanneer fotonen op de sensor vallen, komen er afzonderlijke elektronen uit deze sensor vrij. Hieruit wordt vervolgens het beeld gecreëerd.

    Wat beide processen echter gemeen hebben, is dat hoe langer de belichtingstijd, hoe helderder het eindresultaat. Maar het heeft net zo'n effect op de scherpte als het openen van het diafragma. Bij de belichtingstijd wordt echter niet de scherptediepte beïnvloed, maar ontstaat er bewegingsonscherpte. Deze ontstaat op twee manieren: enerzijds beweegt het onderwerp, anderzijds beweegt de camera (trillen). Deze bewegingsonscherpte wordt vaak ook doelbewust gebruikt, een goed voorbeeld hiervan is sportfotografie: Zo ontstaat de indruk dat het landschap langs de Formule 1-bolides voorbij raast, en niet de auto langs het landschap. Maar normaal gesproken moet je zo'n bewegingsonscherpte vermijden, want niemand wil een portret waarop het gezicht van de persoon niet herkenbaar is. Bewegingsonscherpte door camerabewegingen probeer je met technische middelen in de camera en/of in de optiek te minimaliseren. Maar vaak is het ook zinvol om een statief te gebruiken. Door langere belichtingstijden kunnen drukke plaatsen er verlaten uitzien. Of je kunt de zee als een glad wateroppervlak laten verschijnen.

    Een bijzonderheid is de flitssynchronisatietijd. Dit is de kortste tijd waarin de spleetsluiter van de camera volledig wordt geopend. Bij kortere sluitertijden loopt er slechts een smalle spleet over de sensor/film, waardoor ongelijkmatig belichte beelden ontstaan. Als een flitser een brandduur van 1/7000 seconde heeft, terwijl een smalle spleet in 1/250 seconde over de sensor/film loopt, ontstaat er alleen maar een lelijk effect.

    Lichtgevoeligheid ISO

    De ISO-waarde is een combinatie van de ASA-waarden (Amerikaans) en de oude DIN-waarden (Duits), zoals bijvoorbeeld ISO 100/21°. Deze waarde beschrijft in de analoge fotografie de werkelijke gevoeligheid van de film voor licht. Een hogere ISO-waarde werd verkregen door de korrelgrootte van de zilverzouten, waardoor dit zichtbaar wordt door de korrel in de vergrotingen.

    In de digitale fotografie dient deze waarde echter alleen als richtpunt voor de beeldprocessor om te bepalen hoeveel het signaal van de sensor moet worden versterkt – wat kan leiden tot meer ruis, omdat de sensor een vaste basisgevoeligheid heeft. Bij digitale fotografie zorg ik er met de ISO-instelling alleen voor dat een waarde voor de versterking wordt doorgegeven aan de beeldprocessor. Deze versterking heeft invloed op de beeldkwaliteit, er ontstaat beeldruis.

    Wat is een lichtwaarde?

    De lichtwaarde is een gestandaardiseerde meeteenheid in de fotografie die de beschikbare hoeveelheid licht beschrijft en een groep equivalente combinaties van diafragma en belichtingstijd weergeeft die tot dezelfde beeldhelderheid leiden. Simpel gezegd: het geeft aan hoeveel licht er beschikbaar is en helpt bij het vinden van de juiste instellingen voor een correcte belichting. Hoe hoger de lichtwaarde, hoe meer licht er beschikbaar is – en omgekeerd. De lichtwaarde is gebaseerd op een logaritmische schaal. De referentiewaarde is LW 0, wat overeenkomt met een diafragma van f/1 bij een belichtingstijd van 1 seconde. Elke verhoging met 1 LW verdubbelt de hoeveelheid licht, wat betekent dat u het diafragma kunt openen, de tijd kunt verlengen of de ISO-gevoeligheid kunt aanpassen om de belichting te compenseren. De wiskunde achter de lichtwaarden De formule voor de lichtwaarde is:

    EV = log₂ (f² / t)

    • f= diafragmawaarde (bijv. f/2.8)

    t = belichtingstijd in seconden

    Deze formule houdt ook rekening met de ISO-gevoeligheid (standaard ISO 100/21°). Bij hogere ISO-waarden daalt de effectieve lichtwaarde, omdat de film gevoeliger reageert op licht. In de praktijk betekent dit dat u bij LW 10 bijvoorbeeld diafragma f/8 bij 1/125 seconde kunt kiezen – of het equivalent f/5.6 bij 1/250 seconde. Dit biedt flexibiliteit, afhankelijk van uw creatieve doel (bijv. scherptediepte of bewegingsonscherpte). Waarom zijn belichtingswaarden belangrijk? Lichtwaarden zijn de sleutel tot nauwkeurige belichtingsmeting. Moderne camera's meten automatisch de EV-waarde en stellen instellingen voor, maar als u deze begrijpt, kunt u handmatig corrigeren. Bijvoorbeeld:

    • Bij weinig licht (lage EV, bijvoorbeeld EV 5 bij binnenopnames) moet u het diafragma openen of de ISO verhogen om onderbelichting te voorkomen.
    • Bij fel zonlicht (hoge EV, bijv. EV 15) voorkomt u overbelichting door een kleiner diafragma of kortere sluitertijden te gebruiken.

    Bovendien spelen belichtingswaarden een rol bij de belichtingscorrectie (+/- EV): een correctie van +1 EV verdubbelt de hoeveelheid licht, ideaal voor lichte onderwerpen op een donkere achtergrond. Zonder deze kennis riskeer je foutieve opnamen, vooral in moeilijke lichtomstandigheden zoals tegenlicht of nachtfotografie. Praktische voorbeelden en tips

    Stel je voor dat je een zonsondergang fotografeert: de belichtingsmeter geeft EV 12 aan. Je kiest diafragma f/11 voor maximale scherpte en past de sluitertijd aan op 1/60 seconde – perfect voor een evenwichtige belichting. Of bij portretten in de schaduw (EV 8): open het diafragma tot f/2.8 om zacht licht vast te leggen zonder ruis door een hoge ISO. Tips voor beginners:

    • Gebruik de belichtingsmeter van je camera: veel modellen geven de EV-waarde direct weer.
    • Experimenteer met bracketing: Maak serieopnames met verschillende EV-waarden (+/-1) om de beste belichting te vinden.
    • Apps en tools: er zijn apps zoals “Light Meter” die EV-waarden berekenen en je helpen om zonder camera te plannen.
    • Houd rekening met ISO: bij ISO 400/27° daalt de effectieve EV met 2 stappen in vergelijking met ISO 100/21°.

    Conclusie: beheers het licht voor betere foto's Lichtwaarden zijn geen droge theorie – ze zijn uw hulpmiddel om op het hoogste niveau creatief en technisch te fotograferen. Door te begrijpen hoe EV de interactie tussen diafragma, tijd en ISO beïnvloedt, voorkomt u fouten en maakt u indrukwekkende foto's. Probeer het bij uw volgende fotoshoot en zie het verschil!

    Handig

    Als je het gunstige diafragma van je lenzen wilt bepalen, heb je een Siemensster nodig. Daarom stel ik hier twee exemplaren ter beschikking als pdf om af te drukken. Je hebt dus alleen een printer nodig die in A4- of A3-formaat kan afdrukken.

    Siemensster A4-formaat opent in nieuw venster

    Siemensster A3-formaat opent in nieuw venster