De digitale fotografie biedt tegenwoordig meer creatieve mogelijkheden dan ooit tevoren. Hoewel moderne camera's met automatische programma's werken, blijven de basisinstellingen van de camera bepalend voor de beeldcompositie en -kwaliteit. Het is vooral belangrijk om het verschil tussen RAW- en JPEG-opnames te begrijpen, omdat dit bepalend is voor welke instellingen al bij het maken van de opname cruciaal zijn en welke later zonder problemen kunnen worden gecorrigeerd.

Gletscherhorn

1. De belichtingsdriehoek: ISO, diafragma, sluitertijd

Diafragma (f-waarde)

  • Klein getal (f/1.8, f/2.8): veel licht, geringe scherptediepte, sterk bokeh.
  • Groot getal (f/8, f/11): minder licht, grote scherptediepte. Praktijk: portretten met open diafragma, landschappen met gesloten diafragma.

Tip: Het diafragma is heel eenvoudig te onthouden, omdat het in feite een breuk is. Zo is f/16 in feite 1/16, dus een zestiende. 1/16 (0,0625) is dus kleiner dan 1/8 (0,125) en minder groot dan 1/2,8 (0,375).

Bloem macro
Een open diafragma zorgt ervoor dat de achtergrond onscherp wordt.

Sluitertijd

  • Kort (1/1000): bevriest beweging.
  • Lang (1/30 tot meerdere seconden): bewegingsonscherpte of langdurige belichting. Praktijk: statief bij lange belichtingstijden.

ISO

ISO regelt de lichtgevoeligheid. Bij digitale fotografie gebeurt dit echter niet op het opnamemedium (sensor) zoals bij analoge fotografie (film), maar door versterking in de beeldprocessor.

  • Bij JPEG: ISO beïnvloedt de opname definitief. Een hoge ISO leidt tot ruis, die slechts in beperkte mate kan worden gecorrigeerd. De ruis komt ongeveer overeen met de korrel in analoge fotografie.
  • Bij RAW: ISO is gedeeltelijk flexibel. Hoewel de camera vóór de digitalisering het analoge signaal versterkt, kunnen belichting en toonwaarden in de RAW-converter aanzienlijk beter worden gecorrigeerd, omdat de lineaire sensorset met een hoge bitdiepte beschikbaar is.
  •  

2. RAW vs. JPEG – cruciaal verschil voor camera-instellingen

RAW-bestanden

  • 12–14 bit kleurdiepte → enorme reserves in schaduwen en lichten
  • ISO en witbalans worden als metadata in de header opgeslagen
  • Witbalans kan zonder verlies worden gewijzigd
  • Belichtingscorrecties van 2–4 stops zijn vaak mogelijk
  • Geen interne compressie of beeldbewerking door de camera

Belangrijk: de ISO-waarde blijft van invloed op de analoge versterking van de sensor. Toch kan de helderheid in de RAW-converter flexibel worden aangepast, zonder de typische artefacten van een JPEG.

JPEG-bestanden

  • 8 bit per kanaal → slechts 256 toonwaarden
  • Alle camera-instellingen worden onomkeerbaar berekend
  • Witbalans slechts beperkt corrigeerbaar
  • Over- of onderbelichting slechts beperkt te redden
  • Camera-interne verwerking bepaalt het uiterlijk

Conclusie: ISO en witbalans zijn bij JPEG kritische instellingen, bij RAW daarentegen grotendeels flexibel corrigeerbaar.

3. Witbalans – kleurstemming en correctiereserves

Bij RAW

Dankzij 14-bits gegevens kan de witbalans achteraf vrij worden gekozen. De camera slaat slechts één oriëntatiepunt op (Kelvin + Tint), maar de software is hier niet aan gebonden.

Bij JPEG

De witbalans is vastgelegd in de afbeelding. Correcties leiden snel tot:

  • kleurafwijkingen
  • banding
  • onnatuurlijke kleurzweem

4. Focusmodi – scherpstelling gericht instellen

AF-S / One Shot

Voor onbeweeglijke onderwerpen.

AF-C / AI-Servo

Voor bewegende onderwerpen, continue tracking.

AF-A

Automatische modus – flexibele, maar minder nauwkeurige oplossing.

Met scherpstelvelden (enkel veld, zone, gezichts-/oogherkenning) kan de camera bepalen wat er scherp moet zijn in het beeld.

5. Belichtingsmeting & histogram

De camera biedt verschillende meetmethoden:

  • Matrix-/meerveldsmeting voor algemene situaties
  • Middengewogen voor portretten
  • Spotmeting voor moeilijke belichtingen
  • Lichtgewogen meting voorkomt overbelichting van lichten

Het histogram is de meest betrouwbare methode om over- en onderbelichting te beoordelen – vooral bij RAW.

6. Andere nuttige instellingen

  • Beeldstabilisatie: voorkomt bewegingsonscherpte
  • Seriefunctie: voor snelle actie
  • Zelfontspanner of afstandsontspanner: vooral bij langdurige belichting
  • Belichtingscorrectie: snelle fijnafstemming

Conclusie

Wie met RAW werkt, krijgt maximale creatieve vrijheid: witbalans en ISO zijn slechts richtlijnen voor de software en kunnen achteraf nauwkeurig worden aangepast. Bij JPEG daarentegen moeten deze parameters al bij het maken van de opname kloppen. In beide gevallen blijven diafragma, sluitertijd en focus de fundamentele hulpmiddelen voor geslaagde foto's. Diafragma en sluitertijd hebben de grootste invloed op het beeldresultaat. Met een open diafragma kan ik het hoofdmotief vrijstellen en met de sluitertijd bewegingen bevriezen of visualiseren. Wie echter het beeldresultaat wil controleren, ziet af van automatische belichting en stelt de belichting handmatig in.